Gij se, lepe trut, vuile heks, serpent van een vrouwmens!
Vernederd tot in het diepst van mijn vrouwzijn, dat hebt gij.
Ge stuurde eerst uw zwakste pionnetjes naar mijn man.
– Gelijk vliegen vielen ze, de sukkels. –
Toen liet ge de cavalerie oprukken, zelf verschanst in uw veilige torens.
– Op hol sloegen ze, uw volbloedpaarden. –
Ge veranderde het geweer van schouder, na beraad met uwe majesteit en raadsheren.
– Ge zoudt het zelf klaren.-
Mijn man werd – u i t e r a a r d – verblind door uw laag-bij-de-grondse verleidingstrucs.
Hij legde de duimen in uw verachtelijke schoot.
De macht van mijn man, mijn koning:
herleid tot in zijn kruis.