Hij zoekt een meisje. Eentje dat zich niet druk maakt over kranten, sokken en verdwaalde sleutels. Iemand die een hekel heeft aan directories. Een rommelmeisje.
Hij vindt haar midden in de chaos van haar leven. Hij stelt orde op zaken en creëert ruimte voor nieuwe rommel. Samen rommelen is de fijnste daad die bestaat.
Ze vinden lege glazen, ongelezen boeken, luiers, boekentassen… Nooit de rekenafschriften. Geschreeuw wanneer zoek. Opgeruimd duurt nooit lang.
De rommeljaren.
Drie containers later sterft hij. Zij stelt orde op zaken. Bestelt de kist. Schrijft het doodsprentje. ‘Hij was mijn rommeljongen. Wie wil er mij nu opruimen?’